Video Interventie Ouderenzorg (VIO)

Door vergrijzing komen er steeds meer kwetsbare ouderen, zoals mensen met dementie, bij wie gedragsstoornissen kunnen voorkomen.
Mensen met complexere zorgvragen op het gebied van gedrag komen meestal in een zorginstelling terecht. Professionele zorgverleners hebben soms onvoldoende kennis van deze gedragsstoornissen bij ziektebeelden zoals dementie. Ondersteuning in het ermee om (leren) gaan schiet vaak tekort. Dit leidt tot gevoelens van onmacht en incompetentie, oplopende stress en overbelasting.
Hoe werkt VIO Video Interventie Ouderenzorg?
Video Interventie Ouderenzorg (VIO) leert professionele zorgverleners en mantelzorgers van kwetsbare ouderen via videofeedback en oefenopdrachten om te gaan met moeilijk te begrijpen gedrag. Oorzaken van het gedrag kan bij een dementie liggen, maar er kan ook sprake zijn van andere problematiek.
Door de interventie neemt de draagkracht, het zelfvertrouwen en gevoel van competentie bij de zorgverlener(s) toe. Hierdoor verbetert de kwaliteit van de zorgrelatie, de spanningen lopen minder op, er zijn minder escalaties in het gedrag van de cliënt en de gedragsstoornissen nemen af of worden door de zorgverlener(s) als minder belastend ervaren.
De interventie bestaat uit een aantal fases. Het intakegesprek is om de hulpvraag van de zorgverlener vast te stellen. Na een video-opname volgt een analyse van de communicatie, de afstemming en de probleemsituatie. Vervolgens komt het uitzetten van een stappenplan en volgen in de uitvoeringsfase video-opname, videofeedback en oefenperiode elkaar op in tweeweekse sessies.
De video-opnames brengen de werkzame elementen in de communicatie in beeld en in de videofeedback ligt de focus steeds op het aandeel dat de zorgverlener daar zelf in heeft. Stap voor stap oefenen de zorgverleners deze elementen in de praktijk en leren de ze wat werkt toe te passen in moeilijkere situaties. Gedurende het traject leren zij begrijpen waar het gedrag vandaan komt en wat dit van hen vraagt. Gaandeweg krijgen de zorgverleners steeds meer het gevoel dat zij grip op de situatie hebben en groeit het zelfvertrouwen.
De interventie sluit als de zorgverlener(s) om kunnen gaan met de gedragsstoornissen, deze begrijpen en zich hierin voldoende competent voelen. Dat is doorgaans na drie tot vier sessies, gedurende een periode van drie tot vier maanden.
In samenwerking met het UKON heeft de methodiek in 1995 het Erkenningstraject doorlopen en is in 1996 VIO in de databank van Erkende interventies in de langdurende ouderenzorg opgenomen als Theoretisch goed onderbouwd.